Verhaal van de maand

Comme Dieu…


We vroegen Hans of hij ons iets kon zeggen over de wandelroute die we op de kaart hadden uitgezocht.
‘Oh la la…,’ zei hij in onvervalst Frans. ‘Oh la la…, geen alledaagse route. Zelf heb ik hem nog nooit gelopen en mijn campinggasten heb ik er nooit over gehoord. Dus…’ Een echt Hollands antwoord! Een Fransman zou enthousiast, in elk geval chauvinistisch gereageerd hebben. Zoals: ‘Oh la la monsieur, cette route est magnifique. Une des plus belles routes de France’ of zo iets. We besloten de route toch maar te lopen!

’s Ochtends vertrokken we rond tien uur vanaf camping Les Soulins. Een verse ‘pain’ mee, een thermosfles heet water, poederkoffie, chocola en flesjes water. Eerst moesten we de brug aan het begin van Lac de Pannecière over, vervolgens een achthonderd meter langs de weg lopen en daarna, ergens, links, moest een pad zijn dat met een gele streep aangegeven stond als het begin van de ruim tien kilometer lange route.
We vonden geen pad met een gele streep. Dus maar gevraagd aan een in zijn tuin schoffelende Fransman.
‘Monsieur, nous voulons promener cette route.’ Ik wees op de kaart en wees op het gezochte weggetje. Mijn Frans is redelijk en als een Fransman of Fransvrouw niet te snel iets terug zegt, begrijp ik het meestal wel. Maar langzaam sprekende Fransen bestaan niet. Uiteindelijk werd ons duidelijk dat we al te ver waren gelopen. We moesten weer terug. ’Deux cent mètres.’
We zijn er altijd alert op, vooral mijn vrouw, maar we schrikken ons rot als onverwacht een grote bruine bouvier met ontblote tanden tegen een hek springt en ons dreigt aan te vallen… Met angst en beven passeren we ‘de bewaker’ en opgelucht gaan we verder. Het was lang geleden dat dit pad belopen werd. Lang gras overwoekerde de loopsporen en overhangende takken bemoeilijkten een rechtop ‘het lekker kunnen door lopen’. Doordat ook vaak de gele streep ontbrak waren we vaak aan het spoorzoeken en vertrouwden we ook enigszins op onze ervaring en intuïtie.

‘Proprieté privée, dangerous.’ Het bord stond plotseling voor onze neus. Privé terrein? Gevaarlijk? Dit was toch een bestaande wandelroute? We keken elkaar aan. Terugkeren langs die bouvier? Ook geen aantrekkelijke optie. Doorlopen dan maar? We besloten door te lopen, hoewel we al twee uur onderweg waren en nog geen mens hadden gezien.
50 meter verder stonden we ineens op het erf van een huis. Nou ja, huis. Meer een bouwval, een ruïne, een in Nederland al tientallen jaren geleden onbewoonbaar verklaarde woning eigenlijk. Een paar redelijk rechtop staande door dikke balken gestutte muren met daarin een paar kleine vensters stelden de woonruimte voor. Van de vensters waren er twee voorzien van glas en een grotere opening die waarschijnlijk als toegangsopening bedoeld was. Een deur was er namelijk niet. Honderden kleine op het erf liggende leitjes hadden waarschijnlijk als dakbedekking gefungeerd. Nu deden schots en scheef liggende zinken platen dat.
Rondom en achter de woning, verderop langs het wandelpad, liepen tientallen kippen, een vijftal ganzen, enkele geiten, één koe en op het dak nog een aantal duiven. Vier honden, alle vier vastgelegd aan een ketting, gelukkig, blaften oorverdovend en sprongen in onze richting.

Temidden van al dit dierengeweld zat een mannetje. Blauwe broek, blauwe kiel, zwarte baret. Vriendelijke uitstraling, simpel, verweerd. Tandeloos. Hij zei niets, keek alleen naar ons. Vriendelijk lachend, bijna uitnodigend.
Voor één van de open ramen dook plots het gezicht van een vrouwtje op. Oud vrouwtje, met enorme slierten haar. Rimpelig, evenals het mannetje. Haar mannetje? En ook zonder tanden.
‘Bonjour monsieur, ca va?’ Ik keek hem aan en vervolgde: ‘Cette route est bon?’
Ik wees vriendelijk en onschuldig op het verloop van het pad, dat vanaf hier omlaag liep, waarschijnlijk naar het water van Lac de Pannecière.
Hij knikte eerst alleen maar, maar stond even later toch op en liep in onze richting.
‘La route du Lac?’
‘Qui monsieur.’
‘Continuez et arrivé chez le fin à gauche.’

Ineens vielen me de drie auto’s op. Dat wil zeggen, drie begraven auto’s. Een zot gezicht. Kunstzinnig, dat wel. Drie auto’s, het dak van een Renault 4 en het dak van een Ford Anglia herkende ik in elk geval. Van de Anglia staken ook het stuur en een deel van het dashboard boven het zand uit. De kippen liepen er in en uit. Hier, in dit door iedereen verlaten stukje Frankrijk, zo lijkt het althans, lossen deze man en vrouw hun afvalproblemen op hun eigen manier op… Ze leiden hun eigen leventje, als God in Frankrijk

Je zou er bijna jaloers op worden. Toch?