Verhaal van de maand
Marieke, een lief meisje
Ik zag haar fietsen, de uitpuilende schooltas onder een snelbinder achter op de fiets. Ze was al weer bijna een jaar van de basisschool. Eén keer was ze nog bij me in de klas geweest om haar rapport te laten zien. Een maand voor Kerst ongeveer. Het zag er regelmatig uit. De cijfers waren goed. De keuze van het vervolg na de basisschool bleek, tenminste tot nu toe, goed te zijn geweest. Natuurlijk had ze de capaciteiten, beslist geen twijfel. Maar er zijn natuurlijk andere en in haar geval heel bijzondere omstandigheden die prestaties, op welk niveau ook, beïnvloeden. Toen ik haar vroeg hoe het ging antwoordde ze zachtjes: “Gaat wel.” Ze had meteen door dat ik niet haar schoolprestaties bedoelde.
Hoe zou het nu met haar gaan. En met haar broer. En natuurlijk met haar vader?
“Hebben jullie wel eens gehoord van het Goenjavolk?” De kinderen van mijn groep keken de juf van de bibliotheek ontkennend en tegelijk vragend aan aan. Het Goenjavolk? Ook voor mij was het een volkomen onbekend volk. Of zou de juf zo maar iets verzinnen. Ik kende deze juf heel goed. Ze was niet alleen bibliothecaresse van de plaatselijke bibliotheek, ze was ook hulpouder bij ons op school. Bovendien was ze moeder van Annelies, één van mijn leerlingen.
En ze kon prachtig vertellen. Daarom was ik ook met de leerlingen naar de bieb gegaan. Het thema van de boekenweek, vreemde volkeren, was de aanleiding geweest. “Het Goenjavolk leefde duizenden jaren geleden in Afrika. Het was een eenvoudig volk. Het leefde van de visvangst in de grote binnenmeren van Afrika en van de jacht op wild. Het was ook een tevreden volk. Jaloezie kenden ze helemaal niet. Ze deelden alles, vreugde en verdriet. En als er iets gebeurde dat ze niet konden uitleggen dan zochten ze er zelf een verklaring voor. Heel simpel, daar werd geen ruzie over gemaakt. Het Goenjavolk was dan ook beslist niet oorlogszuchtig. Ze hadden geen wapens behalve de speren voor de jacht en ze gingen vriendschappelijk met elkaar om. Ze geloofden dat de wereld was gemaakt door Trebla. Trebla was een onzichtbare god, maar overal aanwezig. Al duizenden en duizenden jaren achtereen zwierf Trebla door het heelal tot hij zich op zekere dag verveelde en besloot iets van klei te gaan maken. Hij pakte een groot stuk klei en begon te kneden en te boetseren. Dagen en dagen achtereen. Hij maakte allerlei vormen, maar eigenlijk wist hij niet wat hij wilde maken. Toen, op een zekere dag, maakte hij toevallig een bol en hij ontdekte dat je die kon laten draaien. Hij vond dat zo interessant dat hij nog twee bollen maakte, een kleinere en een grotere. Hij zette de grote in het midden, liet de middelste er om heen draaien en daar om heen liet hij weer de kleinste draaien. Voor Trebla was het een vorm van spel, maar het Goenjavolk geloofde dat op deze manier de zon, de aarde en de maan ontstonden. Trebla had de smaak van het boetseren te pakken gekregen en hij besloot een mens te maken. Hij kneedde van klei een vrouw en zette haar op de aarde, de middelste van de drie bollen. Maar waar moest de vrouw van leven. Er was geen water, geen zand, geen lucht en bovendien waren er geen bomen struiken of planten. Met zijn handen haalde hij daarom een beetje klei van de aarde, waardoor er kuilen ontstonden. Van de weggenomen klei maakte hij heuvels en bergen. Zijn adem blies hij een paar keer uit over het land en zo ontstond de lucht die de vrouw in kon ademen, maar ook de wolken. En omdat de weggeblazen wolken bij de bergen moesten stijgen, ging het regenen. Dagen, weken achterelkaar regende het en de kuilen vulden zich met water en in het zand ontkiemden de zaden. Zo ontstonden de meren, zeeën en oceanen, terwijl het land groen werd.”
De kinderen luisterden ademloos naar de juf, die inmiddels een stukje klei in haar handen had genomen en daarmee ging boetseren. Ze zei niks, maar kneedde het stukje klei volkomen gedachtenloos. Als in trance. Zittend in een halve cirkel keken de kinderen hoe zij eerst een wormachtig figuurtje rolde in haar magere witte handen. Langzaam veranderde het stukje klei in iets herkenbaars toen één van de kinderen plotseling zei: “Het wordt een mannetje!”
“Langzaam kwam de aarde tot leven. Trebla had er voor gezorgd dat de grote bol die wij nu zon noemen, ging branden, zodat het niet alleen warm werd, maar ook licht. Tenminste, het deel van de aarde dat naar de zon gericht was werd verlicht, terwijl de kant aan de andere zijde donker bleef. En jullie begrijpen het natuurlijk. Zo ontstonden dag en nacht. De vrouw die Trebla gemaakt had, voelde zich gelukkig, maar niet volledig. Ze wist niet waar het haar aan ontbrak, maar toen zij de dieren die inmiddels ook door Trebla op aarde waren neergezet goed bestudeerde, wist zij het. En zij verlangde naar een man. Trebla weifelde, want hij wist dat als hij de vrouw die hij gemaakt had een man zou geven, de vrouw voor hem verloren zou zijn. Maar hij wist ook dat zij aan hem, als lucht, niks had. En hij besloot uit klei voor de vrouw een man te boetseren. De man en vrouw waren heel gelukkig met elkaar. Na een paar jaar kregen ze twee kinderen. En de kinderen kregen later weer kinderen. Zo ging dat steeds maar door tot er een heel volk ontstaan was: het Goenjavolk.”
“Lieve jongens en meisjes,” zo begon ik die maandagochtend toen alle kinderen in de klas waren, “lieve jongens en meisjes, ik heb een heel nare mededeling. Iets heel verschrikkelijks.” De kinderen waren dadelijk stil. Enkele leerlingen hadden zich waarschijnlijk al verbaasd vanwege het feit dat ik - lieve jongens en meisjes - had gezegd. Woorden, die je normaal gesproken meestal niet tegen een groep kinderen zegt. Alleen bij een speciale gelegenheid. En dit moment was een speciale gelegenheid. Een paar kinderen keken heel bewust naar het tafeltje en het stoeltje die deel uitmaakten van een groepje van vier. Natuurlijk vermoedden ze iets. We wisten allemaal dat de moeder van Annelies ernstig ziek was. Nog niet zo lang. Drie maanden misschien. Maar er zijn mensen, dus ook kinderen, die kunnen voorvoelen wat er gaat gebeuren of gezegd gaat worden.
“De moeder van Annelies is vannacht overleden.”
Ik keek de klas rond. Gelukkig geen grote klas, zodat ik iedereen goed in de gaten kon houden. Als team hadden we ‘s ochtends al ruim voor aanvang van de les met elkaar gesproken. Hoe moesten we het de kinderen vertellen. En wie. Moesten we hulp vragen van een derde. Tot nu was er in de klas steeds vrij open over gesproken. Dat wilde Johanna, zo heette de moeder van Annelies, ook. Ook met Annelies er bij. Juist met haar er bij. Johanna was op school geweest toen ze hoorde dat ze niet meer te genezen was. Ze wilde graag dat wij alles normaal door zouden laten gaan. En als de kinderen behoefte hadden er in de klas over te praten, dan moest dat open gebeuren. Dat deden ze thuis ook.
Uiteindelijk besloten we dat ik het zelf aan de kinderen zou vertellen. Dat zou waarschijnlijk het meest vertrouwd zijn. Geen vreemden er bij. Anderen zouden een belemmering kunnen vormen voor het uiten van bepaalde gevoelens. De collega’s zouden wel alert zijn. Eén van de collega’s zou eventueel telefonisch ouders op de hoogte brengen van het gebeurde. We hadden afgesproken dat als er een leerling naar huis wou hij of zij met de auto thuisgebracht zou worden door een andere collega.
Maar het bleef stil in de klas. Angstvallig stil. Vragend stil. Waarom reageerde er niemand. Beseften ze het dan niet.
“Annelies, en natuurlijk ook haar broer Pieter, die vorig jaar van school is gegaan, heeft geen moeder meer.”
Nog steeds bleef het stil. Minutenlang naar mijn idee.
“Zullen we een kaarsje aansteken?” vroeg Daan ineens. “Een kaarsje voor Annelies haar moeder. Dan zetten we die op het tafeltje van Annelies.”
“Vinden jullie dat een goed idee?”
Iedereen knikte instemmend.
“Maar ook één voor haar vader en voor Annelies en voor Pieter,” zei toen Anja. “Kaarsjes voor het hele gezin.”
“Ik vind dat een fantastisch idee,” antwoordde ik. “Die kaarsjes zullen we elke dag branden. Tot Annelies weer op school is. Door de kaarsjes zullen we steeds aan hun verdriet denken. Straks in de pauze zal ik kaarsen halen en direct na de pauze zullen we ze samen aansteken. Vinden jullie dat goed?”
De klas ontstak in een licht enthousiasme, iets wat zeker niet mijn bedoeling was geweest.
“Net kerstfeest,” hoorde ik Klaas-Jan zeggen.
Ik weet niet hoe hij dat bedoelde maar dit overkomt je gewoon en probeer dan maar weer alles in juiste proporties terug te brengen. Maaike redde de situatie.
“Heeft Annelies haar moeder veel pijn gehad?” Maaike had het idee van de kaarsjes zeker ook goed gevonden, maar zij bleef heel erg kalm na het kaarsjesbesluit. Aan haar merkte je nooit zo snel iets. Zij was een gevoelig meisje, hetgeen ook op dit moment weer bleek.
“Nee, ik geloof dat ze niet veel pijn heeft gehad. De dokter is de hele nacht bij haar geweest en heeft haar heel goed geholpen.”
“Hoe kun je nou iemand helpen die dood gaat,” riep Ronald direct. “Daar kun je toch niks aan doen?”
“Ik bedoel, Ronald, dat de dokter er voor heeft gezorgd dat de moeder van Annelies geen pijn meer zou voelen, zodat ze gewoon rustig in kon slapen.”
“Was Annelies er bij toen haar moeder dood ging?”
“Misschien, dat weet ik niet. Misschien wilde Annelies dat niet. Misschien ook wel. Ik weet het niet.”
Vanuit mijn ooghoeken zag ik dat Greetje zat te huilen. Ik liep naar haar toe.
“Waarom huil je Greetje. Zeg het maar gerust.”
Greetje begon nu ineens veel harder te huilen.
“Is het om je opa. Moet je aan je opa denken.”
“Ja.”
Ik had haar opa goed gekend. Het was een graag geziene man. Had veel vrienden en kennissen, omdat hij veel had deelgenomen aan het verenigingsleven. Hij had in talloze besturen gezeten.
Hij had de pech getroffen te worden door een hartinfarct. Dat was natuurlijk erg, maar erg was ook dat het in de zomervakantie gebeurde. Op een moment dat veel mensen op vakantie waren en zodoende niet wisten dat Greetjes opa was overleden. Sommige mensen hoorden dat pas enkele weken en soms zelfs enkele maanden na thuiskomst. Op deze manier werd Greetjes oma steeds weer geconfronteerd met het overlijden van haar man. Soms was ze blij met de door toeval veroorzaakte aandacht, maar een andere keer had ze er verdriet om en dat wist Greetje. Eigenlijk zou het verboden moeten worden dat je in de vakantie dood kunt gaan. “Maar in elk geval heeft hìj geen pijn geleden,” zuchtte Greetje een beetje opgelucht.
“Hoe ga je eigenlijk dood?” vroeg Marieke. Ook Marieke was filosofisch ingesteld. “Wat gebeurt er dan eigenlijk met je. Mijn moeder zegt dat je ziel dan naar de hemel gaat, maar mijn vader zegt dat dat onzin is. Dood is dood zegt hij.”
Ze keek me vragend aan.
Wat moest ik zeggen. “Dood is dood, daar heeft je vader natuurlijk wel gelijk in. Je lichaam is dood. Je ademt niet meer, je ziet niks meer, hoort niks meer, ruikt niks meer. Je lichaam wordt koud.”
“En je begint te verrotten,” riep Ronald met een toon van triomf.
Dit ging me eigenlijk veel te ver. Maar de kinderen zaten met zo veel vragen...
“Ronald, wil je niet zo maar door de klas schreeuwen. Wil je ook even aan Annelies denken. Aan wat zij misschien op dit moment voelt. En wil je ook eens aan de andere kinderen in de klas denken die heel erg verdrietig zijn.”
“Je lichaam is wel dood, maar je familie en je vrienden blijven wel steeds aan je denken. En daarom leef je eigenlijk een beetje door. De herinnering aan de dode blijft leven. Maar je bent er zelf alleen niet meer.”
“Dat lijkt me eng,” zei Marieke. “Iedereen leeft verder, alles gaat door zonder jou. Stel dat ik nu dood ga. En jullie gaan morgen weer gewoon naar school. Alsof er niks is veranderd. Dat lijkt me heel eng.”
“Maar het gaat ànders door. Er is wel wat veranderd. Jij bent er dan niet meer. We zullen over je praten. Herinneringen over jou ophalen. We zullen je niet meer vergeten. Nooit meer. Bovendien, we zullen ook voor jou een kaarsje branden, net als voor Annelies.”
Aan het eind van de week hadden we een crea uur met vrije opdrachten. De kinderen mochten zelf kiezen uit een aantal klaargelegde materialen. We zitten dan altijd in groepjes bij elkaar omdat dat beter te organiseren is wat materialen betreft. We waren zo gaan zitten dat de brandende kaarsen in het midden van het lokaal stonden.
Marieke ging alleen zitten. Aan haar eigen tafeltje. Marieke werkte wel vaker alleen. Ik had daar geen problemen mee. Ze schermde zich nu echter een beetje af, waaruit ik begreep dat ze met rust gelaten wilde worden. Een half uur later zag ik waarom. Ze had van klei een mens geboetseerd. Het stelde een vrouw voor.
“De moeder van Annelies. Misschien kan Trebla haar weer levend maken,” fluisterde Marieke en keek mij hoopvol aan.
Heel zachtjes, zonder dat de anderen het zagen, gaf ik haar een zoentje op haar hoofd.
“Je bent een lief meisje, Marieke!”
Archief
Eerder verschenen:
- Mischa
- Een Spaanse tuinman
- Annie in Andalusië
- You are so beautiful
- Srebrenica herdacht: 11 juli 1995 – 11 juli 2007
- Bruin café in Amsterdam
- Een Brug te moeilijk?
- Hans en Klaar
- Polyphemus (1)
- Polyphemus (2)
- Polyphemus (3)
- Schaduwmeisje (1)
- Schaduwmeisje (2)
- Schaduwmeisje (3)
- Schaduwmeisje (4)
- Wenen
- Pleinwacht
- Comme Dieu
- Bertus Mens, een oud leerling
- Marieke, een lief meisje
- Bas en Top
- Kippensoep
- Vrijheid voor de stad Hattem (deel 1)
- Vrijheid voor de stad Hattem (deel 2)
- Een wrede droom
- 754
- Herfst
- vijftal haiku’s over sneeuw
- Mishandeling?...Of…
- Nieuwe spoorbrug
- Een observatie in Kamer 3d, bed 3…
- Samuel, met alle respect!
- Fragment 1 uit "Gestalkt"
- Fragment 2 uit "Gestalkt"
- Fragment 3 uit "Gestalkt"
- Fragment 4 uit "Gestalkt"
- Pompeii, 79 na Chr. Deel 1
- Pompeii, 79 na Chr. Deel 2
- Wateroverlast
- De poes van Gj.
- Stolpersteine
- De bloemkoolman
- Een Haibun
- Winter sonnettet 2012
- Winter in februari 2012
- Patiënt meneer Roel
- Het pand der liefde
- Wreedheden
- Tante Chloe
- De poes van Gj.
- Boekje van Geluk
- Aijee pietjee de mwa ee …
- Afscheid
- Ge-strand
- Standbeeld in Leiden
- Autoloze zondag
- In de hemel
- Anderhalve liter
- Stilteconcert in Hattem
- Kladdegat, mijn verhaal…
- Kladdegat deel 2, het verhaal dat we nog niet wisten…
- 5-5=1
- Herman en Aleida
- Georg Cohn, een Jodenjongen
- Koffietafelpraat
- Socrates (en de nepsint)
- Annie in Andalusië
- Sjakie Slak
- ‘Even de IJssel over’
- Het meisje te paard
- De huismus
- Ge-Strand
- De ooievaar
- Bruin café in Amsterdam