Verhaal van de maand

De poes van Gj.

‘Mijn poes is zijn balletjes kwijt.’ Het was de onverwachte openingszin van Gerritjan tijdens het koffie drinken na onze zondagse ochtendloop. We, Gerritjan dus, Dick, Jan, Jan Jaap, Hans, Eef, Martin, Frits en ondergetekende keken Gj verbaasd aan.
‘Je poes is zijn balletjes kwijt?’
Verbazing alom. We keken hem stomverbaasd aan omdat hij zei ‘De poes’ en niet ‘De kater’. Was hij daarom tijdens het lopen (en hij zelf, Gj, op de fiets vanwege zijn onwillige knieën waaraan hij zich niet durft te laten opereren) steeds zo stil geweest? Was dat het? Had hij steeds aan de balletjes van zijn poes gedacht? Toch had hij, zoals elke week, de rek- en strekoefeningen geleid: ‘Heren, goede morgen, we beginnen met de nek… Vier keer links om en vier keer rechts om. Doe maar mee!’
‘En weet je wat dat kost?’
‘Wat?’
‘De balletjes van de poes weg laten halen?’ Gj keek ons verwachtingsvol aan. ‘Nou, hebben jullie een idee wat dat kost?’
‘Per bal?’vroeg Dick.
‘Nee natuurlijk niet. Alletwee.’ Gj gniffelde. ‘De telefoniste vroeg dat ook.’
‘Wat?’ vroeg Eef nieuwsgierig.
‘Hoeveel balletjes de poes heeft. Meneer, hoeveel balletjes heeft de poes? vroeg ze. Maar dat weet ik toch niet Ik ga toch zelf niet voelen hoeveel balletjes er zitten?’ Hij keek mij aan om een soort bevestiging te zoeken. ‘Zou jij dat doen?’
Ik keek naar mijn handen…
Maar Frits was me een slag voor. ‘Waarom niet?’ Hij keek Gj enigszins met een meer dan mannelijke blik aan. Zijn snor krulde. Frits was ooit kolonel in het leger en na zijn terugtreden schept hij er een zichtbaar genoegen in ons te drillen over modderige zandpaden, door leemachtige kuilen en soms zelfs in het beklimmen van bomen en dat alles onder het mom van ‘Je weet nooit wie de vijand is, waar hij zich pleegt op te houden en wat hij van zins is te gaan doen.’ Hij keek Gj nog eens aan. ‘Nou, waarom niet? Durfde je dat niet?’
‘Ik vind dat zielig voor dat beestje.’ Gj zei het met zachte, enigszins spijtige stem. ‘Stel je voor dat ik te hard zou knijpen.’
‘Maar wat kostte het nou?’ Ook Hans wilde nou wel eens antwoord op de eerst gestelde vraag.
‘Ik belde eerst de dierenarts in Hattem.’ Gj keek ons monsterend aan en vervolgde langzaam en met nadruk sprekend: ‘60 euro meneer, antwoordde de juffrouw. Zestig euro voor twee balletjes.’
Wij keken elkaar aan. Zestig euro. Veel geld. Of niet? We hadden geen idee!
‘Daarna belde ik naar de dierenpraktijk in Wezep. En wat denken jullie?’ Hij keek ons triomfantelijk aan. Wij hem, in volle afwachting, nieuwsgierig ook.
‘Dertig euro! Moet je nagaan, dertig euro.’ Hij kraaide het er uit.
‘Per bal zeker,’ merkte Jan cynisch op. Jan gaat altijd voor de korte afstand. ‘We hadden toch ook om die heuvel heen gekund, in plaats van er over,’ kreunt hij soms richting de kolonel, die wijselijk niks hoort of wil horen. Hij snuift alleen altijd opvallend minachtend na een dergelijke opmerking. Vroeger zou hij dat als insubordinatie beschouwd hebben.
‘Nee,’ riep Gj gepikeerd, ’alle twee de balletjes. De helft, moet je na gaan. Voor de helft!’
‘En kreeg je ze mee? informeerde Dick geïnteresseerd, waarschijnlijk aan de kooklessen denkend die hij momenteel volgt.
Gj schudde zijn hoofd. ‘Wel zielig voor de poes,’ hoorden we hem afwezig kijkend zeggen.
‘Wel zielig. Ik moet er niet aan denken dat het mij zou overkomen.’