Verhaal van de maand

Wreedheden

Allebei hebben ze een zwart badpak aan, met boven voor een wit accentje. Ze lopen achter elkaar aan, halverwege op de houten steiger. Vastgeknoopt aan diezelfde steiger ligt een lange kano. Een grote familiekano, zo te zien. Een zogenaamde Canadees. Groen van kleur. Een eind terug, aan het begin van de steiger, liggen nog een aantal kleinere, eenpersoons. Kajaks? In elk geval ook groen en waarschijnlijk eveneens voor de verhuur. Onverwacht springt het achterste badpak op de rug van zijn, ik neem aan, vriendinnetje. Ze gilt het uit en met veel lawaai laat ze zich van de steiger vallen. Hij volgt haar uiteraard. Kopje onder, over en onder elkaar heen buitelend, zwemmen ze naar het midden van het riviertje. Er staat een flinke stroming in het water. Soms passeert een tak, soms een stuk brood en heel enkel een rietpolletje met zwartbruine naar de lucht grijpende worteldelen.

Het lijkt een geVecht
Tussen die twee, maar wat blijkt?
het meerkoetenpaar
bedrijft de liefde terecht
want hun nestje is al klaar.

‘Wat is dat nou?’ roept de kanoverhuurder tegen zijn vrouw. ‘Moet je zien, een nest op het eind van de steiger. Zijn ze nou helemaal, die beesten. Ze schijten de heleboel er onder.’
‘Ach man, laat toch. Geniet er eens van in plaats zo chagrijnig te reageren.’
‘Laat toch? Laat toch? Ben je helemaal…’ en zonder nog iets te zeggen schopt hij met twee voetbewegingen het met zorg opgebouwde nest van de steiger af, het water in.
‘Zo, daar zijn we van af.’ Voldaan kijkt de verhuurder naar zijn vrouw, die hoofdschuddend het kapotte kraambed in het stromende water van de Vecht weg ziet drijven…

‘Waar is ons nest nou?’ Ze kijkt verbaasd naar haar echtgenoot. ‘Zijn we op de verkeerde steiger?’
‘Nee hoor. Daar.’ Hij wijst naar een restant verzameling van uit elkaar vallende takkenstrootjes, biezen en rietstengels, meegesleurd in de stroom. ‘Ons nest.’
‘En nou?’ Ze kijkt hem wanhopig aan.
Hij trekt zijn vleugels op, kijkt haar vastberaden aan en duikt van de steiger. ‘Ik ga ons nestje terughalen.’
Zij schudt meewarig haar hoofd. Dat lukt je nooit, denkt ze.

Vanaf mama’s rug
kijken drie futenjonkies
trots de wereld in
terwijl pa fuut net een mug
vermorzelt onder haar kin.

Nieuwsgierig kijkt ma fuut naar de a.s. moeder op de steiger. ‘Alles goed?’ roept ze. ‘Waar is je nest?’
‘Vernield. Verdwenen in het water.’ Ze kijkt naar haar man die moedig probeert een paar mooie stengels los te trekken uit het nog steeds wegdrijvend nestrestant. ‘Ik kom je helpen,’ roept ze zonder verder na te denken. ‘Vandalen,’ schreeuwt ze naar ma fuut. ‘Het zijn hufterige respectloze vandalen’ en ze duikt het water in.

‘Ik kom je helpen,’ roept ze een beetje paniekerig naar haar echtgenoot.
‘De stroming is te sterk, het lukt me niet.’
‘Houd vol. Ik zal aan de andere kant aan de stengels trekken. Misschien krijgen we ze dan los.’ Uit alle macht trekt ze met haar snaveltje aan de stengels. Ze draait, rukt, wordt boos, maar alles zonder resultaat.
‘Zie je wel,’ roept hij. ‘Het lukt niet. Kom, we zoeken iets anders. We zwemmen eerst stroomopwaarts en alles wat we tegen komen en geschikt is brengen we naar de steiger.’
‘De steiger?’ Ze kijkt hem verbaasd aan. ‘We maken toch niet nog eens een nest op de steiger. Zo dom ben je toch niet?’
‘Nee, er onder. Ik heb daar een mooi plekje gezien.’ Hij glimlacht geheimzinnig.
Ze schrikken van plotseling lawaai in de verte. Ma fuut klapwiekt en schreeuwt. Het klinkt angstig en verontwaardigd.

De roofreiger scheert
rakelings over haar hoofd
zijn steekwapen uit
pakt gewoon wat hij begeert:
de jongste en derde spruit…

Dieren zijn als mensen…of…zijn mensen als dieren?