Verhaal van de maand

Tante Chloe

‘Is de gebonden champignonsoep voor u meneer?’
We zaten, door omstandigheden, in het restaurant van een van de verzorgingstehuizen in H.
‘Ja,’ antwoordde ik. ‘Ik heb de champignonsoep besteld en mijn vrouw de heldere kippensoep.’
Ik draaide me naar haar om, omdat ik wilde weten welk gezicht er bij de prachtige, donkere stem hoorde. Ik schrok. Mijn adem stokte. Ik kende haar. Maar, waarvan nog maar. Waar had ik haar al eerder gezien. Of ontmoet. Ze keek me vriendelijk lachend aan. Alstublieft meneer.’
Haar grote ogen leken op de twee boven in de gebonden soep drijvende champignons. Alleen de kleur was anders. Donker bruin, bij het zwarte af. Mooie ogen, maar vooral ook vrolijke, blije ogen.
‘Eet u smakelijk.’

‘Dank u.’ Ze liep achter onze tafel langs naar een volgende tafel. Als een razende schoten herinneringen, plekken en plaatsen door mijn hersens. Waar? Of met wie? Had ik haar eens ontmoet of gezien met iemand anders? Met een man? Of vrouw? Met kinderen misschien? Of kleinkinderen. Ook dat zou kunnen! Ze leek me er wel de leeftijd voor te hebben. Trouwens, bedacht ik, ik ken wel meer donker gekleurde vrouwen die er ouder uitzien dan ze in werkelijkheid zijn. Haar lange zwarte, hier en daar al enigszins grijzend haar, was achter haar hoofd samen geknot. Op een eigenaardige manier. Kunstzinnig nonchalant eigenlijk. Haar gezicht was vol rond, haar boezem gigantisch. Een leunstoel, bedacht ik, terwijl ik het tegelijkertijd een raar idee vond. Haar boezem lijkt echt op een leunstoel, maar verder kon ik me er eerlijk gezegd niks bij voor stellen… Toen ze zich weer omdraaide zag ik ook haar achterwerk. Voller en ronder nog dan haar boezem. Ze leek op een wandelende S, een hoofdletter es. Wel een sierlijke es. Ze liep weer in mijn richting.

‘Smaakt het meneer?’
'Heerlijk,’ loog ik. Ik had nog geen lepelhap genomen. Nog niks geproefd zelfs, wel geroken. De geur was prima, uitnodigend zelfs. Ze lachte weer. Mooie tanden had ze. Zou ze in de gaten hebben gehad dat ik haar gadesloeg? Ik zou haar natuurlijk gewoon kunnen vragen of ze zich mij herinnerde. Waar, wanneer of bij welke gelegenheid. Ik zou bijvoorbeeld, een beetje nonchalant, kunnen zeggen:
‘Zeg, ken ik u ergens van?’
Hoe zou ze reageren? Zou ze zeggen:
‘Ja natuurlijk kent u mij. Ik ben Chloe en u bent Albert.’
Ik zou haar verbaasd, in verwarring wellicht, aankijken. Maar ze zou ook kunnen zeggen:
‘Maar meneer, hoe durft u. Schaamt u zich. Ik ben al dertig jaar gelukkig getrouwd.’
Ze zou verontwaardigd, diep beledigd misschien, van me weglopen en weigeren me verder te bedienen. Straks zou iemand anders, wellicht een man met een spottende blik in zijn ogen, de lege soepkom halen.

‘Heeft het u wel gesmaakt meneer?’ zou hij zeggen. Vooral die spottende blik zou me klein maken…

Wacht eens, dacht ik, misschien heb ik haar nog nooit ontmoet. Alleen maar gezien. Misschien heeft ze ooit een fotoshoot gedaan voor een vrouwenblad met grote of bijzondere maten. Alleen, zo’n blad heb ik nog nooit gezien. Dus… Wacht. Nu weet ik het. Hoe is het mogelijk. Natuurlijk ken ik haar. Natuurlijk ken ik deze mooie donkere vrouw. Ze is de vrouw van Tom, van oom Tom. Chloe. Tante Chloe noemden alle kinderen haar. Daar lijkt ze op. Tante Chloe uit het boek De hut van oom Tom. Toen ik het boek las, had ik met haar te doen op het moment dat oom Tom haar moest verlaten… Dat verdrietige, betraande, dappere, ronde gezicht. Als een kloek sloeg ze haar armen om haar kinderen, terwijl ze Tom nakeek. Ze begreep er niets van… Nu wist ik het ineens.
‘Heeft de soep u gesmaakt meneer?’
‘Ja Chloe, dank je. Het was heerlijk.’
‘Dank u meneer.’