Verhaal van de maand

Aijee pietjee de mwa ee …

Natuurlijk zijn het niet altijd koningen die een beroemde uitspraak in het Frans doen. Of prinsen. Maar sommige zijn er wel beroemd door geworden. Neem nou de Franse zonnekoning Lodewijk XlV, ‘Na mij de zondvloed’ was zijn lijfspreuk en, erger dus, gedroeg zich er naar. A sociaal zouden we nu zeggen. Trouwens, voor vele medeleeftijdgenoten geldt deze uitspraak, apres moi le déluge dus, ook. Kijk maar eens om je heen. Het is gedrag waar je hoofdschuddend op reageert zonder er meestal iets van te zeggen. Terwijl het gedrag negeren natuurlijk sowieso struisvogelpolitiek is.

Mon Djeu, aijee pietjee de mwa ee de mon povre peupel. Hoe vaak niet heb ik het verhaal van de laatste woorden van onze prins Willem, vader des vaderlands, aan mijn leerlingen verteld. Spannend was het, meelijwekkend, heldhaftig, bloederig en genereus. Want prins Willem gaf zijn leven voor ons, de bewoners van de Nederlanden. Maar waarom toch waren zijn laatste woorden in het Frans en niet in het Nederlands? De kinderen vroegen het zich af en ik trouwens ook.

Onlangs ben ik weer in Delft bij zijn praalgraf geweest. En nu weet ik meer dan ‘vroeger’. Ik weet nu dat hij die laatste woorden niet in het Frans, maar zelfs helemaal niet heeft gezegd. Dus helemaal niet ‘Mijn God, heb medelijden met mij en met mijn arme volk.’

Sinds kort gaat het verhaal dat Willem helemaal niets heeft gezegd. Niets. Helemaal niets.

De aanslag op de Vader des Vaderlands in het Prinsenhof in Delft is uitgebreid onderzocht en gereconstrueerd door een team aan onderzoekers. De forensische arts Weststrate onderzocht daarbij de gevolgen van het schot van Balthasar Gerards op het lichaam van Willem van Oranje.

“Mijn conclusie is dan ook dat de kogel bij de vijfde rib naar binnen is gegaan, bij de achtste rib naar buiten is gegaan en dat hij de linkerzijde van de hartkamer heeft weggeslagen. Dan treedt de dood onmiddellijk in en de mogelijkheid dat hij nog iets heeft gesproken acht ik uitgesloten.” Aldus Weststrate. Bij het onderzoek werden de nieuwste technieken ingezet. “We hebben meer gevonden dan we verwacht hadden en dat is heel bijzonder bij een vierhonderd jaar oude moord”, aldus onderzoeksleider Willem van Spanje.

Met andere woorden, het verhaal dat ik mijn leerlingen jaren lang verteld heb, klopt dus niet. Mijn excuses aan al die honderden kinderen die destijds van het verhaal smulden. Hoewel ik het wel heel toevallig vind dat de onderzoeksleider Willem van Spanje heet…

Balthasar

Trouwens, het verhaal van zijn moordenaar, Balthasar Gerards, is evenzo bijzonder en ook een verhaal, hoewel gruwelijk, door de kinderen met ingehouden adem aangehoord.

Balthasar Gerards werd geboren in Frankrijk, om precies te zijn in Vuillafans bij Besançon. Hij heette eigenlijk Balthasar Gérard. Hij was dus een Fransman en geen Spanjaard zoals veel mensen denken. Balthasar werd streng katholiek opgevoed. Van het protestantisme moest hij niets hebben.

Balthasar trok op zijn twaalfde naar de stad Dole om rechten te studeren

De strijd tussen de katholieken en de protestanten in die jaren wekte Balthasars woede. Hij geloofde heilig in de zaak van de katholieke kerk en van koning Filips II van Spanje en hij beschouwde Willem van Oranje als een verrader. Hij besloot Willem van Oranje te vermoorden.

Begin mei van het jaar 1584 kwam Balthasar aan in Delft en nam zijn intrek in herberg De Diamant in de Choorstraat, een paar honderd meter van het Prinsenhof waar Willem verbleef. Hij verspilde geen tijd en begaf zich onder de schuilnaam François Guyon met een brief voor de prins naar het Prinsenhof. Hij vertelde de adviseur van prins Willem dat hij een protestantse edelman was en uit Frankrijk was gevlucht. Hij wilde graag in dienst van de prins treden en liet het zegel van de gouverneur van Luxemburg, de graaf van Mansfeld zien. Met die zegel zou prins Willem allerlei valse documenten en paspoorten kunnen fabriceren, vertelde Balthasar overtuigend. De adviseur vertelde Balthasar dat ze de zegel zouden onderzoeken en dat hij later maar eens terug moest komen.

Balthasar begaf zich op dinsdag 10 juli 1584 rond het middaguur naar het Prinsenhof met de mededeling dat hij Willem wilde spreken over zegel van de graaf van Mansfeld. Willems vrouw Louise de Coligny schijnt nog bezorgd te hebben gevraagd wie dat ongure type wel niet was, maar werd gerustgesteld. Willem meldde Balthasar dat hij hem na het middageten te woord zou staan. Balthasar keerde terug naar herberg de Diamant om zijn pistolen te halen. Rond half twee verliet Willem de eetzaal. Toen hij zijn voet op de eerste trede van de trap zette schoot Balthasar hem van dichtbij in de borst en de zij. Balthasar vluchtte het Prinsenhof uit, op de hielen gezeten door soldaten en bedienden. Hij klom over de stadsmuur, maar voordat hij in het water kon springen werd hij in de kraag gevat.

Balthasar werd opgesloten in de gevangenis en legde op eigen verzoek een lange schriftelijke verklaring af over zijn beweegredenen. Nog diezelfde dag werd hij verhoord, maar liet niet veel los. De schepenen besloten tot foltering over te gaan, een destijds niet ongebruikelijke stap. De eerste nacht in de gevangenis werd Balthasar met roeden geslagen. Zijn wonden werden met honing ingesmeerd opdat een bok met zijne scherpe tong al leckende zijn vel metten honich afschrabben soude. De bok had er echter geen zin in. De rest van de nacht bracht Balthasar door met zijn handen aan zijn voeten gebonden. De beulen hingen hem een half uur lang op met aan iedere grote teen een gewicht van 300 pond. Hij praatte nog steeds niet genoeg en men deed hem te kleine schoenen aan van nat ongelooid hondenleer. Ze zetten hem voor een groot vuur zodat de schoenen krompen en zijn voeten brandden. Ze hielden gloeiende fakkels onder zijn oksels en staken naalden en spijkers tussen zijn nagels, maar Balthasar gaf geen krimp. Uiteindelijk werd de Utrechtse beul Jacob Michielsz erbij gehaald, maar Balthasar bleef standvastig. Uiteindelijk besloot men Balthasar op 13 juli te berechten. Het gerecht was van mening dat hij ten exempelen van allen anderen seer righoreuselijcken gehestraft [moest] worden. Ze veroordeelden de moordenaar tot een - ook voor zestiende-eeuwse begrippen - uiterst wrede straf. Hij zou de volgende dag naar het schavot worden geleid.

Het vonnis luidde: "Zijn rechterhand waarmee hij het moorddadige feit heeft gepleegd zal met een gloeiende tang worden afgeknepen; vervolgens zal men met gloeiende tangen op verscheidene plaatsen op zijn lichaam het vlees afknijpen tot op het bot. Vervolgens vierendele men hem levend waarna het hart uit zijn borstkas gesneden en hem in het gezicht zal worden geworpen. Tenslotte zal men zijn hoofd afhakken waarna zijn vier uiteengetrokken delen op de Haagpoort, Oostpoort,Ketelpoort en de Waterslootsepoort tentoongesteld dienen te worden. Zijn hoofd moet op een staak gespietst en vervolgens bij het voormalige huis van de prins worden geplaatst. Zijn bezittingen worden geconfisqueerd en komen aan de Heer ten goede.

Binnenkort zal zijn graf worden geopend door een forensisch team van onderzoekers. De reden is dat men te weten wil komen waaraan Balthasar precies is overleden. Bovendien gaat het gerucht dat het graf niet compleet is. Een edelman zou destijds zijn hoofd hebben meegenomen naar Rome. Ook wil men onderzoeken of de moordenaar is overleden door het vierendelen of door de onthoofding…

Wat het team ook zal concluderen, voor de kinderen die ik het verhaal over Willem en Balthasar vertelde blijft het een superverhaal.