Verhaal van de maand

Afscheid

Maart 2013


Eén van ons had laarzen aangetrokken, alle anderen klompen, rubberen klompen. H had het allemaal al klaargezet, aangezien het gras nog vrij nat was. Bovendien zorgden de vele molshopen voor een zanderig, modderig zelfs, aanzien. R liep met de zorgvuldig in plastic ingepakte urn. Hij hield hem met beide handen vast. Voorzichtig, alsof hij de inhoud zou kunnen beschadigen. De anderen liepen in gedachten achter hem aan. A droeg de schep. De plek, waar de urn zou worden begraven hadden H en A al gemarkeerd. Een door de eeuwen geslepen kei, niet al te groot, lag al te wachten.

In maart 2012 hadden we ma’s verjaardag nog gevierd. Negentig jaar was ze geworden en hoewel ze tegen het voor haar georganiseerd feestje op zag, werd het een geweldig gebeuren. Ma was blij, trots en levendig die dag. En helemaal niet moe. Voor haar leeftijd was het een wonder hoe kwiek iemand kan zijn. Hoe bij de tijd vooral.

R begon met de spade aan de kuil, H volgde en ik schepte uiteindelijk de laatste kluiten zand weg. De bodem van de kuil was hard door de stukken steen van misschien een oude muur of iets dergelijks. Diep genoeg vonden we het gat.

Ze had een mooi leven gehad, zei ze na twee zware operaties. Ze was thuis gevallen. Hoe? Weten we niet. Heup gebroken, bovenbeen verbrijzeld, galblaas geperforeerd. Het is genoeg geweest, vond ze. Afhankelijk te worden was haar grootste vrees. Dat ze dat nog mee moet maken, dachten wij allemaal.

Als zevenjarig kind overleed haar moeder. Haar vader kon het allemaal niet aan en de kinderen werden ondergebracht in een kindertehuis. Enkele maanden later verongelukte ook nog haar jongere broertje. De Eerste Wereldoorlog was net voorbij. Wat een ellende.

R plaatste zorgvuldig, met liefde, de urn in de kuil. We keken allemaal toe. Alleen Luuk, de enthousiaste, speelse hond van R en S begreep niet dat hij even, heel even wat minder aandacht kreeg. De stok die hij tussen zijn tanden klemde legde hij al blaffend steeds bij iemand van ons neer. En iemand van ons gooide de stok dus maar weer weg. Een vrolijk spel, samenspel eigenlijk…

Haar tweede kindje dat ze samen met haar man kreeg had een hartafwijking. Tegenwoordig zou het geen probleem zijn. Tegenwoordig. Maar toen wel. Het kleine meisje overleed toen ze een half jaar was. Wat een verdriet.

R legde voorzichtig de eerste schep zand op de urn. A volgde met een paar scheppen en I bracht de rest van het zand aan. Zorgvuldig. S plantte tenslotte een bloempotje met zes narcissen (wij waren immers met ons zessen) in de aarde, boven de urn en naast de eeuwenoude kei.

Van haar man, onze (schoon)pa, had ze ruim twintig jaar geleden al afscheid moeten nemen. Maar ze bleef zelfstandig wonen, genieten van elk bezoek van en aan haar kinderen, kleinkinderen en achterkleinkind. Jammer genoeg zou ze nooit meer weten van het achterkleinkindje dat nog geboren moet worden. Wat zou ze blij en trots geweest zijn…

We bleven even stil, in gedachten en liepen tenslotte samen naar de warme kamer. Het was goed zo.