Verhaal van de maand

(bewerkt naar C. Wilkeshuis naar Hattemer situatie) Onderstaand verhaal heb ik verteld aan de 39 lln van gr.8 van de Van Heemstraschool in het Stadhuis van Hattem t.g.v. de bevrijding van Hattem op 18 april 1945

Georg Cohn, een Jodenjongen

In Hattem woonde, aan de Veldweg 9, de familie Cohn. Vader en moeder Cohn waren met hun zoon Georg in 1936 uit Hamburg gevlucht naar Zwolle, maar in 1940 verhuisden ze naar Hattem. Zoon Georg ( geboren op 11 augustus 1930 ) werd leerling van de openbare lagere school in Hattem. En dat ook de Joden langzamerhand in Hattem werden gediscrimineerd blijkt uit het volgende verhaal.

Georg zat in de vijfde klas (nu dus groep 7) toen ze op een dag met de hele klas naar zwemles gingen. Hattem had toen een natuurbad en daar kregen de kinderen toen zwemles. Dat was natuurlijk niet verwarmd, maar de kinderen vonden het altijd een feest om naar zwemles te gaan. Dus toen meester op een zwemdag tegen de lln zei: ‘Jongens en meisjes, het is tijd om naar het zwembad te gaan. Pak je jas en vergeet je zwemtas niet. Ga maar in de rij staan op het schoolplein.’
Georg stak toen zijn vinger op. ‘Mag ik ook mee meester?’ vroeg hij.
‘Natuurlijk mag jij ook mee Georg. Tenminste, als je zwemkleding bij je hebt. In je nakie is het water veel te koud. En waarom zou jij niet meegaan?’
‘Mijn vader zei dat Joden niet meer in her zwembad mogen meester. Er staat een bord met Verboden voor Joden bij de ingang.’
‘Jij gaat gewoon met ons mee Georg. Als klas vijf gaat zwemmen, zwemt Georg Cohn ook.’ Ze gingen lopend naar het zwembad, meester Verstraten met zijn 43 leerlingen. Door het plantsoen, over de spoorweg en via de Stadslaan de oprijlaan naar het zwembad. Aan de boom rechts vooraan de oprijlaan was een houten bord gespijkerd. Voor Joden verboden stond er op.
‘Ziet u wel meester. Ik mag niet verder.’
De kinderen bleven allemaal staan. Maar meester trok zich er niets voor aan. Lachend riep hij: ‘De lucht, de bossen, de groene weiden, die kraaien daar in de bomen, het natuurbad. Het is van ons allemaal, ook van jou, Georg. En ook de natuur, het weer, de zon en de regen trekt zich niets aan van de oorlog. Kom kinderen, doorlopen. We gaan zwemmen. Ze liepen door, meester voorop. Maar ze keken ook naar Georg die aarzelend meeliep. Het huilen stond hem nader dan het lachen, dat kon je duidelijk zien.
Bij het hek van het zwembad aangekomen werden ze staande gehouden door een lid van de Weermacht. Deze leden waren mensen die speciale taken voor de Duitse bezetters uitvoerden. Ze waren een onderdeel van de NSB, de enige politieke partij die in Nederland was toegestaan tijdens de 2 WO. De WA man had een uniform aan. Zwarte rijlaarzen, ’n wijde broek, ’n lichtblauw overhemd en platte pet. Aan het toegangshek was een bord met – Verboden Voor Joden- er op bevestigd.
De kinderen zagen door het traliehek het water, met zijn strandje en de kleedhokjes. De badmeester had een beginneling aan de hengel.
Meester wilde het hek openen, maar de Weermachtsman ging voor hem staan.
‘Wacht even,’ zei hij, ‘zitten er ook Joodse kinderen in deze klas?’
‘Dit is een gewone schoolklas,’ zei meester, ‘met gewone jongens en meisjes.’
‘Dat vroeg ik niet. Ik vroeg of er ook Joden in deze klas zitten.’ Hij keek meester dreigend aan.
‘Op onze school zitten ook Joodse kinderen,’ antwoordde meester.’ Die volgen gewoon alle lessen. En daar hoort zwemles ook bij, dacht ik zo.’
‘Dus niet,’ zei de man, ‘leest u maar eens wat op dit bord staat. U kunt toch lezen, neem ik aan.’
De kinderen werden ongeduldiger en Georg voelde zich steeds beroerder.
‘En nu vraag ik het de laatste keer. Zitter er Joodse kinderen in deze klas.’
Meester zei niets. Schudde alleen met zijn hoofd.
‘U krijgt hier problemen mee, meneer,’ zei de man. ‘Grote problemen.’
Op dat moment stapte Georg naar voren. ‘Ik ben een Jodenjongen. De enige in deze klas. Laat mij hier maar staan, zodat mijn klasgenoten nu eindelijk eens een keer kunnen gaan zwemmen.’
Het werd plotseling heel stil bij de ingang. Alleen het geschreeuw van de zwemmende kinderen in de verte hoorde je.
‘Zo,’ zei de man, ‘jij durft. Maar jij komt er dus niet in. Lees maar wat er op het bord staat.’ ‘Dat heb ik al lang gelezen, ‘ zei Georg. ‘Ik vind het helemaal niet erg, want ik houd niet van zwemmen.’
‘Nou dan is het opgelost,’ zei de man en keek meester aan. Meester deed een stap terug en keek naar de kinderen. Zijn kinderen. Maar ze bleven allemaal staan. Niemand die er aan dacht naar binnen te gaan.
‘Nou, jongens en meisjes,’ riep de Weermachtsman, ‘opschieten. Ga nu maar, want anders is jullie zwemtijd zo voorbij.’
Maar de kinderen zeiden niks. Meester, die zijn klas goed kende, begon te glimlachen. Hij knikte en begreep wat ze wilden. Ze wilden helemaal niet meer zwemmen. Ze wilden gewoon terug naar school. Mijn helden, dacht hij, dit zijn mijn helden.
‘Je wordt bedankt,’ zei hij met een medelijdende stem tegen de man. ‘Wij allemaal bedanken je.’
Vastbesloten keerden de kinderen zich om. Enkelen legden hun armen om Georgs’ schouders. ‘Kom mee Georg.’
En Klaas, die pas geleden het boek De drie musketiers had gelezen, riep triomfantelijk richting de W.A. man: ‘Eén voor allen en allen voor één.’
Een trotse meester keek lachend naar de Weermachtsman, die direct zijn hoofd afwendde….’

Georg moest de Hattemse school verlaten en moest naar de Joodse school in Zwolle. Toen de familie Cohn werd opgeroepen om zich te melden doken ze onder. Vader en moeder in Epe en Georg bij de familie Gerson op landgoed Molecaten . Maar door verraad werd de familie Gerson en Georg opgepakt, naar Westerbork vervoerd en vandaar naar Auschwitz getransporteerd. Op 6 september 1944 werd Georg Cohn in de gaskamer vermoord. Hij was 14 jaar.